De muziek leek anders te klinken dan een paar dagen eerder. Zo makkelijk als ik maandag in m’n langzame-flow kwam, zo moeizaam ging het gisteravond. Warm, het was flink warmer dan maandag. Ik kon m’n gedachten niet uitzetten. ‘Ik ga te snel. Wat is het warm. Had ik m’n jack wel aan moeten doen. Waar zal ik langs. Ik wil verder rennen. Wat als ik het niet red. Ik ga te snel, veel te snel. Ja echt, dit is geen langzame duurloop.’
Al denkend paste ik m’n route aan, in een poging de route een halve kilometer te verlengen. Maar ik heb moeite om me te oriënteren als het donker is. En zo goed ken ik mijn dorp nou ook weer niet. Al rennend zie ik dat ik op een bekende plek kom: de oprit naar de boerderij waar ooit mijn grootouders woonden komt in zicht. Shit. Ja prachtig hoor, die kant van het dorp. Maar ik was flink verder van huis dan ik bedacht had.
Toch maar de ventweg op. Donker. Tjee, wat was het daar donker. ‘Als me hier iets gebeurt…’, dacht ik even. Terug? Nee, doorrennen. Afslag het dorp in? Nee, ik ben hier nu toch. Doorrennen. Maar wat voelt veiliger als je in het duister rent. Zichtbaar zijn of juist niet opvallen. Knipperlicht op m’n arm uit, maar auto’s op de provinciale weg verraden mijn aanwezigheid. Hesje uittrekken is me te veel moeite. Een fietser. Lichtje weer aan.
Al discussiërend met mezelf ren ik door. Zal ik een stuk afsnijden? Nee, ik kan nog wel even door. De geplande 45 minuten werden 55. De 6 km werd 7,5. De 8 min/km werd 7 min/km. Drijfnat van het zweet kwam ik thuis. En retetrots. Derde training deze week en ik ren gewoon ‘even’ 7,5 km en 55 minuten achter elkaar. Woei!
Zaterdag weer!
Het origineel van deze blog verscheen op tweewetenmeerdaneen.nl.