Mijn eerste 18 kilometer, daar was ‘ie dan vorige week. Prachtige route, lekker weer, lekker tempo. De laatste kilometer was pittig, maar ik was de rest van het weekend runnershigh. Lees verder
Mijn eerste 18 kilometer, daar was ‘ie dan vorige week. Prachtige route, lekker weer, lekker tempo. De laatste kilometer was pittig, maar ik was de rest van het weekend runnershigh. Lees verder
Gistermiddag rende ik een rustige duurloop van 10 km. Bij het uitlopen liep ik langs een schoolplein. ‘Zeg, hé, ben je nog niet mager genoeg?!’, werd me nageschreeuwd door een jongetje van een jaar of tien. Ik deed mijn dopjes weer in mijn oren en liep door. Voed je kind eens op, dacht ik bij mezelf. En, nog wat minder aardig: jouw moeder is zeker zo’n vrouw die zegt dat mannen van vlees houden en honden van botten.
Maar was dat het ergste? Nee, want het was een kind. En een kind hoort sport niet te koppelen aan afvallen. Sporten doe je omdat het leuk is. Omdat je er fit van wordt. Omdat het lekker is om buiten te zijn. Om je uit te leven, je energie kwijt te raken. Zeker als kind. En voor sommige mensen is afvallen een mooie bijkomstigheid. Maar een kind dat bij het zien van een hardloper eerst aan afvallen denkt? Ouders, schaam je.
Het origineel van deze blog verscheen op tweewetenmeerdaneen.nl.
December ging als een speer. Ambitieus liep ik in december voor het eerst 10 km, 13 km en 14 km. Tijdens de lange duurlopen begon mijn knie vervelend te zeuren, maar die challenge he… Die 70 km ging ik natuurlijk halen. En die 21 kilometer kwam ook al in zicht!
Het ging te hard in december. Gevolg: mijn eerste loopje in januari brak ik al na 3 kilometer af met flinke pijn in (of eigenlijk ‘achter’) mijn knie. Na twee weken niks probeerde ik weer 10 kilometer. Na exact 5 kilometer begon de knie weer op te spelen. Maar ja: terug was toen inmiddels even ver als doorlopen. Ik probeerde anders te lopen, mijn benen beter uit te strekken en beter te ‘landen’ en dat hielp!
Die 10 kilometer was echter de max en toen was ik nog niet thuis. Dus verkleumd en de volgende dag stijf als een hark. Gister, donderdagavond, liep ik weer. Een klein rondje, iets sneller dan mijn gebruikelijke duurlooptempo. Pijnvrij! Fijn! Maandagavond mag ik meetrainen op de atletiekbaan om te kijken of dat wat voor mij is. Zaterdag loop ik weer een lange afstand. Maar niet meer dan 10 á 11 km. Lesson learned…
Het origineel van deze blog verscheen op tweewetenmeerdaneen.nl.
De muziek leek anders te klinken dan een paar dagen eerder. Zo makkelijk als ik maandag in m’n langzame-flow kwam, zo moeizaam ging het gisteravond. Warm, het was flink warmer dan maandag. Ik kon m’n gedachten niet uitzetten. ‘Ik ga te snel. Wat is het warm. Had ik m’n jack wel aan moeten doen. Waar zal ik langs. Ik wil verder rennen. Wat als ik het niet red. Ik ga te snel, veel te snel. Ja echt, dit is geen langzame duurloop.’
Al denkend paste ik m’n route aan, in een poging de route een halve kilometer te verlengen. Maar ik heb moeite om me te oriënteren als het donker is. En zo goed ken ik mijn dorp nou ook weer niet. Al rennend zie ik dat ik op een bekende plek kom: de oprit naar de boerderij waar ooit mijn grootouders woonden komt in zicht. Shit. Ja prachtig hoor, die kant van het dorp. Maar ik was flink verder van huis dan ik bedacht had.
Toch maar de ventweg op. Donker. Tjee, wat was het daar donker. ‘Als me hier iets gebeurt…’, dacht ik even. Terug? Nee, doorrennen. Afslag het dorp in? Nee, ik ben hier nu toch. Doorrennen. Maar wat voelt veiliger als je in het duister rent. Zichtbaar zijn of juist niet opvallen. Knipperlicht op m’n arm uit, maar auto’s op de provinciale weg verraden mijn aanwezigheid. Hesje uittrekken is me te veel moeite. Een fietser. Lichtje weer aan.
Al discussiërend met mezelf ren ik door. Zal ik een stuk afsnijden? Nee, ik kan nog wel even door. De geplande 45 minuten werden 55. De 6 km werd 7,5. De 8 min/km werd 7 min/km. Drijfnat van het zweet kwam ik thuis. En retetrots. Derde training deze week en ik ren gewoon ‘even’ 7,5 km en 55 minuten achter elkaar. Woei!
Zaterdag weer!
Het origineel van deze blog verscheen op tweewetenmeerdaneen.nl.
Soms is een beetje zelfspot wel op z’n plaats. Ik mag mezelf sinds februari ‘hardloper’ noemen. Of hardlopende moeder zelfs. Ik vind het heerlijk, het rennen. En ik heb het daar dus veel over. Eerlijk: ik heb mezelf en mijn omgeving echt verbaasd het afgelopen jaar. Maar om nou te zeggen dat ik sinds de veldloop in het voorjaar nog zoveel vooruitgang heb geboekt…
Runkeeper, Facebook, Twitter: overal zie ik vrienden en bekenden flinke sprongen maken in afstand en snelheid. En wat loop ik? Vijf kilometer. Soms zes. En na vijf weken op de spreekwoordelijke bank durf ik niet eens met zekerheid te zeggen dat ik de vijf nog red aan één stuk. Wat ik zou willen? Volgend jaar een halve marathon lopen.
Op 13 oktober liep ik een PR in Groningen. En dat is natuurlijk makkelijk, als je nog geen jaar hardloopt. Het leek even een goede stimulans om door te gaan. Maar: met de wintertijd heb ik moeite. Nu elke dag zichtbaar korter is dan de vorige en elke avond donkerder lijkt, kom ik maar moeilijk van de bank. Natuurlijk kan ik het, maar de mentale strijd verlies ik momenteel al voor ik m’n hardloopschoenen aan getrokken heb.
Misschien eens een meer realistisch schema maken. En de tips van Mieke volgen.
Het origineel van deze blog verscheen op tweewetenmeerdaneen.nl.