BONK BONK BONK! Er wordt op ons dek geklopt. De havenmeester van Marina Makkum wil weten wat de plannen zijn. Buiten waait een stevige 5 Bft uit het zuidwesten. We liggen weer eens in het lagerwal-hoekje van het IJsselmeer. Toch hebben we het plan opgevat om nog naar Terschelling te zeilen. Via het Zuidoostrak, dus over een wantij. We hebben zitten rekenen, maar hoog water is midden in de nacht of om 15.24 uur. ‘Even voor hoogwater eruit’, zoals Jan Heuff het beschrijft in zijn boeken, is dus geen optie. Dan komen we ver na etenstijd aan.
We zijn altijd later dan gepland, ook deze woensdag. Rond het middaguur eruit bij Kornwerd, wordt behoorlijk later als we ook nog anderhalf uur moeten wachten omdat we nét een schutting missen. Uiteindelijk zijn we precies een uur voor hoog water op het Wad. Voor de geplande route komt dat ergens wel goed uit. We navigeren met de laptop én de kaarten. De laptop met actuele gegevens en gps, de kaarten uit 2009. Beide komen goed van pas. Ik wil niet afhankelijk zijn van de laptop, maar als ‘ie draait dan is het toch verdomd gemakkelijk.
We hebben een prachtige tocht met nog altijd een dikke windkracht 5 en zelfs 6. Dubbel rif in het grootzeil en de high aspect fok, de boot zeilt prachtig en volgens de schipper ‘mooi in balans’. De kleine meid slaapt en speelt binnen. De punt vormt een mooie box, waar ze lekker gaat liggen als we te scheef gaan. Ondertussen spelen wij vanuit de kuip kiekeboe met haar. Het is etenstijd als we een mooie voordewindse koers hebben. Etenstijd is voor ons misschien niet zo belangrijk, voor Else wel! Dus een potje Olvarit aanlengen met water en opgewarmd in een steelpannetje. Gaat prima en smaakt prima, ik citeer: ‘NOMNOMNOM!’
Door het lange wachten bij de sluizen, zijn we al bijna acht uren op het water als we vanuit de Slenk op Terschelling af varen. Wat prachtig, de Brandaris en West-Terschelling in het avondlicht. Johan en ik genieten van de aanblik. Wat heerlijk! Maar voor mij ook, helaas, een moment van onoplettendheid. We koersen voor de wind en de wind draait een beetje. Met een flinke klap komt de giek over en ik sta (stond) in de weg… Ik kan me van zowel de klap als de val niets herinneren, maar de flinke buil op m’n kin doet vermoeden dat de giek daar terecht kwam. Ik bleef hangen achter de zeerailing en mijn zorgvuldig geknoopte netje. Johan kon me aan het harnas van m’n reddingsvest terug aan boord trekken.
Even blijven liggen, rustig overeind, het lijkt allemaal wel mee te vallen. Ik voel me vooral onnozel, wat een domme beginnersfout. Maar als je nooit echt als beginner begonnen bent, dan moet je die klapper blijkbaar op een ander moment nog maken. Hopelijk, want zeg nooit nooit, was dit een eens maar nooit weer. Wat hebben we geleerd (behalve dat je niet in het bereik van de giek moet staan)? Dáárom draag je ook bij goed weer een een rustige koers een reddingsvest. Dáárom heeft een goede zeerailing een stalen kern en niet een van polyester (zoals die van ons, die knapte).
Een dag later heb ik blauwe plekken en een stijve nek. Hoofdpijn valt gelukkig mee en dankzij de vallen-en-stoten-gel van VSM (die we voor de kleine aan boord hebben), is ook het ei op m’n kin een klein blauw plekje geworden. Waar ik nou zo door werd afgeleid? Onderstaand plaatje… Prachtig toch? Blijft mooi hoor, Terschelling.
Origineel van deze blog plaatste ik op boot.stiensnet.nl.